Niet-kerende bodembewerkingen

Bij niet-kerende bodembewerking wordt het intensief keren of mengen van de bodem vermeden. De bodem wordt vaak minder diep bewerkt dan bij het traditionele ploegen. Dit zorgt voor meer infiltratie in de bodem waardoor oppervlakkige afspoeling en bodemverliezen gereduceerd worden. 

Door een betere bodemstructuur en doordat gewasresten aan de oppervlakte bewaard blijven zal na hevige neerslag de snelheid van het afstromend water verlaagd worden waardoor het beter in de bodem kan trekken.

Op deze manier blijft de vruchtbare toplaag op het perceel en blijft het opbrengstpotentieel van het perceel zowel op korte als op langere termijn behouden. Op lange termijn verhoogt ook het organisch materiaal in de toplaag van de bodem.

Voordelen

Niet-kerende bodembewerkingen kunnen erosie sterk terugdringen. Naast het onmiddellijke effect van het verminderen van bodemerosie, zorgt dit op lange termijn voor een verbetering  van de bodemkwaliteit. In het bijzonder verbetert de bodemstructuur, het bodemleven, de bodemweerbaarheid en verhoogt het organisch koolstofgehalte in de bodem. 

Praktische uitvoering

Niet-kerende bodembewerkingen worden het best uitgevoerd met toestellen die de bodem het minst intensief bewerken en het minst risico op versmering geven.  Voor de zaaibedbereiding wordt gekozen voor werktuigen die de bodem minder intensief bewerken. Dit kan door tanden door de bodem te trekken, waarbij de grond verkruimeld wordt zonder deze te verplaatsen. Hierbij wordt ervoor gekozen om zo weinig mogelijk intensieve grondbewerkingen uit te voeren, liefst met machines die niet aangedreven worden door de aftakas. Bij niet-kerende bodembewerkingen wordt de diepste bewerking maar uitgevoerd tot een diepte van 25 cm, tenzij er dieper een verdichte laag aanwezig is.   

Aandachtspunten

Er kan meestal pas enkele dagen later gezaaid of gepland worden dan bij het traditionele ploegen. De bodem is immers vaak iets natter bij niet-kerende bodembewerking  wat deze moeilijker te bewerken maakt. De tanden van woelers zorgen voor het losmaken van de bodem zonder de bodemstructuur en het bodemleven ernstig te verstoren. Zowel de vorm als de helling van de voet en de tand zijn van belang.  

De tanden van de woelers zijn ofwel recht, ofwel gebogen. De vorm van de tand speelt een rol bij de indringing van de tand in de bodem en bij het mengen van bodem en gewasresten. Een gebogen vorm verhoogt de mengintensiteit. Door de kromming van de tand, maar vooral d.m.v. de vooraan op de tand bevestigde geleidingsplaat, rolt het losgewerkte materiaal (bodem en gewasresten) voor de tand uit. Het wordt opgeworpen en valt weer neer voor bewerking door de volgende rij tanden of schijven. Hierdoor worden bodem en gewasresten intensief gemengd. Soms bestaat de kromming uit twee verschillende oploophoeken, waarbij de eerste zone van de tand zorgt voor het openbreken en losmaken van de grond en de tweede zone instaat voor het mengen.

Indien men enkel wil losbreken en niet mengen, gebruikt men het best woelers met rechte tanden met een scherpe, snijdende voorzijde. Rechte tanden zijn aangewezen bij grote hoeveelheden gewasresten omdat ze minder snel leiden tot verstoppingen. Zijwaarts gebogen tanden, zoals Micheltanden, zijn enkel geschikt onder droge omstandigheden omdat ze sneller aanleiding geven tot versmering.  

Steun en voorwaarden

In de wetgeving rond erosie spelen niet-kerende bodembewerkingen een rol in de conditionaliteit op de hoog (rode) en zeer hoog (paarse) erosiegevoelige percelen. Daar maken ze deel uit van het keuzepakket teelttechnische maatregelen.

Vanaf 2023 wordt via de Ecoregeling steun voorzien bij het toepassen van niet-kerende bodembewerkingen.

Naar top